×

15-03-2024

Huwelijkse voorwaarden vlak voor overlijden wordt niet aangemerkt als schenking

Huwelijkse voorwaarden vlak voor overlijden wordt niet aangemerkt als schenking


Op 16 februari 2024 wijst de Hoge Raad een belangrijk arrest voor de notariële familierechtpraktijk. Mogen in huwelijkse voorwaarden ongelijke verhoudingen in de huwelijksgoederengemeenschap worden overeengekomen om zo belasting te besparen?

Onze kantoorgenoot Mitchell van den Bosch bespreekt hieronder het arrest.

Wanneer u reeds gehuwd bent of over een huwelijk heeft nagedacht, bent u hoogstwaarschijnlijk geconfronteerd met de mogelijkheid onder huwelijkse voorwaarden te trouwen. Zonder huwelijkse voorwaarden is het wettelijke regime van toepassing. Indien u vóór 1 januari 2018 gehuwd bent, geldt de algehele gemeenschap van goederen, waarbij door het huwelijk alle bestaande en toekomstige bezittingen en schulden van u en uw partner samen zijn[1]. Voor huwelijken vanaf 1 januari 2018 is de wettelijke gemeenschap van goederen beperkter geworden: bezittingen en schulden die alleen van u waren voor het huwelijk, blijven alleen van u. Bezittingen verkregen en schulden aangegaan vanaf de huwelijksvoltrekking worden wel gezamenlijk vermogen[2]. Echtgenoten zijn tijdens het huwelijk ieder voor de helft gerechtigd tot de huwelijksgoederengemeenschap. Bij huwelijkse voorwaarden kunt u afwijken van dat wettelijke systeem.

In onderhavige zaak gaan echtgenoten in 2015 een huwelijk aan zonder huwelijkse voorwaarden. De man wordt echter ernstig ziek. In 2017 gaan echtgenoten tijdens het huwelijk huwelijkse voorwaarden aan, waarin zij afspreken dat de man voortaan voor 10% gerechtigd zal zijn tot de goederen en schulden van de gemeenschap en de vrouw voor 90%. Binnen twee maanden na het ondertekenen van de huwelijkse voorwaarden komt de man te overlijden.[3] Bij het overlijden van één van de echtgenoten moet de huwelijksgemeenschap verdeeld worden. Het deel van de langstlevende echtgenoot zal in zijn geheel toekomen aan de langstlevende en het deel van de overleden echtgenoot zal de langstlevende, al dan niet samen met meer erfgenamen, krachtens erfrecht verkrijgen. Over het deel van de overleden echtgenoot is dus erfbelasting verschuldigd. In onderhavig geval was de overleden echtgenoot, de man, bij huwelijkse voorwaarden slechts 10% van de huwelijksgemeenschap toebedeeld. De vrouw zou haar deel, 90%, onbelast kunnen verkrijgen op grond van de huwelijksgemeenschap. In de rechtszaal rees de vraag of dit zonder meer mogelijk is of niet.

Meer in het bijzonder is dan de vraag of de huwelijkse voorwaarden moeten worden aangemerkt als schenking. In dat geval zou over 40% van de huwelijksgemeenschap toch erfbelasting zijn verschuldigd en zou de vrouw dit dus toch niet onbelast kunnen verkrijgen[4]. Dit omdat alles wat binnen 180 dagen aan het overlijden voorafgegaan is geschonken door een erflater, voor de regeling van de erfbelasting wordt geacht krachtens erfrecht door het overlijden te zijn verkregen[5]. Daarnaast beroept de belastinginspecteur zich op fraus legis, oftewel het misbruik maken van het recht. Volgens hem was er geen andere reden voor het aangaan van de huwelijkse voorwaarden dan het ontgaan van erfbelasting, dit met name omdat de man ernstig ziek was en zijn overlijden zogezegd in het zicht was.[6]

De Hoge Raad oordeelt dat het aangaan van huwelijkse voorwaarden waarin wordt overeengekomen dat echtgenoten voor ongelijke delen gerechtigd zullen zijn tot de huwelijksgemeenschap, niet kwalificeert als schenking[7]. Een schenking wordt in de wet gedefinieerd als een overeenkomst die ertoe strekt dat de ene partij, de schenker, ten koste van eigen vermogen de andere partij, de begiftigde, verrijkt[8]. Tegenover de verrijking van de begiftigde staat dus een verarming van de schenker. Er moet als het ware op het moment van de schenking een waardeverschuiving plaatsvinden van schenker naar begiftigde.[9] Volgens de Hoge Raad is er door de huwelijkse voorwaarden nog geen sprake van zo’n vermogensverschuiving uit het vermogen van de ene, in het vermogen van de andere echtgenoot[10]. Die vermogensverschuiving vindt feitelijk pas plaats op het moment dat de huwelijksgemeenschap wordt ontbonden, in dit geval op het moment van overlijden van één van de echtgenoten. Op het moment van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden zelf is dus nog geen sprake van zo’n vermogensverschuiving – dat is wel nodig voor een schenking.

Voorts oordeelt de Hoge Raad ook over de vraag of door het aangaan van de huwelijkse voorwaarden sprake is van fraus legis. Het feit dat het aangaan van de huwelijkse voorwaarden geen schenking is, neemt niet weg dat het in uitzonderlijke gevallen gezien kan worden als belastingontduiking. Dat is het geval wanneer het ontgaan van erfbelasting het doorslaggevende motief is geweest voor het aangaan van de huwelijkse voorwaarden, en indien op het moment van aangaan daarvan zo goed als zeker is dat de echtgenoot die daardoor voor het kleinste deel is gerechtigd tot het gemeenschappelijke vermogen, eerder zal overlijden dan de andere echtgenoot.[11] Dan is de kans namelijk ook groot dat de vermogensverschuiving die bedoeld was met de huwelijkse voorwaarden, zich zal voltrekken en dus dat het doel van belastingontduiking behaald zal worden. Dat is dus bijvoorbeeld het geval wanneer, zoals in onderhavige zaak, één van de echtgenoten ernstig ziek is.

Toch is het enkele feit dat één van de echtgenoten ernstig ziek is, niet voldoende om fraus legis aan te nemen[12]. In dit geval wordt geoordeeld dat aan bovenstaande vereisten niet is voldaan en dus dat het beroep op fraus legis niet slaagt. Dat is met name zo omdat geen sprake is van een constructie waarbij 100% zeker is dat er daadwerkelijk fiscaal voordeel zal worden genoten. Immers, ook de vrouw had de eerststervende kunnen zijn en in dat geval waren de huwelijkse voorwaarden voor haar echtgenoot fiscaal zeer ongunstig geweest. Het feit dat belastingbesparing ten grondslag ligt aan het aangaan van de huwelijkse voorwaarden, is dus niet voldoende om fraus legis aan te nemen.[13]

Conclusie
Concluderend is dit arrest zeer belangwekkend voor de praktijk. Heeft de Hoge Raad hiermee de deur geopend naar meer huwelijkse voorwaarden waarin ongelijke verhoudingen worden overeengekomen? Per geval zal echter steeds opnieuw moeten worden beoordeeld of sprake is van een schenking en/of fraus legis. Wellicht heeft de Hoge Raad het de rechtspraak dus alleen maar moeilijker gemaakt en zien we de komende tijd alleen maar meer van dit soort procedures gevoerd worden.

 

[1] Art. 1:94 lid 2 oud BW.

[2] Art. 1:94 lid 2 BW.

[3] ECLI:NL:RBNHO:2020:9677, ro. 1.

[4] 40% is het verschil tussen het daadwerkelijke deel van de gemeenschap van de vrouw, 90%, en de helft (50%) van de goederengemeenschap, waar de vrouw sowieso volgens de wet onbelast recht op heeft.

[5] Art. 12 lid 1 SW 1956.

[6] ECLI:NL:HR:2024:239, ro. 3.4.

[7] ECLI:NL:HR:2024:239, ro. 4.2.

[8] Art. 7:175 lid 1 BW.

[9] Ploeger, in: T&C Burgerlijk Wetboek, art. 7:175 BW, aant. 1.d.

[10] ECLI:NL:HR:2024:239, ro. 4.2.

[11] ECLI:NL:HR:2024:239, ro. 4.3.1.

[12] ECLI:NL:HR:2024:239, ro. 4.4.

[13] ECLI:NL:RBNHO:2020:9677, ro. 15.